Geplaatst op

Cognitieve functies (omgekeerde pyramide)


©StiBCO

De omgekeerde piramide is auteursrechtelijk beschermd. Het mag niet worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van StiBCO/Emiel van Doorn.

Korte uitleg van de omgekeerde piramide van de cognitieve functies
De onderste bouwstenen vormen de basis van de cognitieve gereedschapskist en, naar boven toe worden de cognitieve functies steeds complexer. Per rij moet een kind/jongere minimaal één en bij voorkeur meerdere cognitieve functies beheersen om de overstap te maken naar de cognitieve functies in de rij erboven. Het is dus niet zo dat alle cognitieve functies beheerst moeten worden voordat een stap omhoog gemaakt kan worden. Wel is het zo dat als de cognitieve functies in de onderste rijen wankel zijn, de omgekeerde piramide wankel wordt en het risico is dan groot is dat de piramide omvalt en het denkproces stukloopt. Hoe meer cognitieve functies een kind/jongere beheerst die samen op een horizontale rij staan, hoe des te steviger de basis. De cognitieve functies binnen elke rij (horizontaal) zijn qua volgorde onderling uitwisselbaar.

Een kind/jongere zou de 22 functies rond zijn 24e levensjaar moeten beheersen, alhoewel het niet zo is dat hij na zijn 24e geen cognitieve functies meer kan ontwikkelen. De onderste vier rijen zouden aan het einde van groep 8 van het basisonderwijs tot het handelingsrepertoire moeten behoren. De één na bovenste rij wordt ontwikkeld vanaf de puberteit / middelbare school periode. De bovenste rij in de fase van de jongvolwassenheid.
Dat betekent niet dat kinderen niet al op jonge leeftijd geconfronteerd mogen worden met alle cognitieve functies. Zij zouden er juist wel mee geconfronteerd behoren te worden. Cognitieve functies ontwikkelen zich namelijk. Het is niet zo dat ze van de ene op de andere dag ‘opeens’ aanwezig zijn. Bij het ontwikkelen van cognitieve functies is mediatie van belang: een kind/jongere ontwikkelt cognitieve functies in interactie met mensen uit zijn omgeving.

De cognitieve functies gekoppeld aan ontwikkelingsfasen


©StiBCO

In principe kan een iemand alle cognitieve functies inzetten, mits een ander er een beroep op doet. Bij Mediërend Leren gaat het er echter om of een kind/jongere ook in staat is de cognitieve functies op eigen initiatief in te zetten. Dat betekent dat hij niet alleen de cognitieve functie niet alleen daadwerkelijk beheersen, maar deze de cognitieve functie ook willen wil inzetten, kan aanvoelen wanneer het relevant en zinvol is om de cognitieve functie hem in te zetten en dit ook daadwerkelijk doen doet.


Van Loo, F. Van Doorn, E. (2013). Basisboek Mediërend Leren, Amsterdam: Boom, isbn 978-946-1053-138

Een definitie en beschrijving van de cognitieve functie vind je in het Basisboek Mediërend Leren. Wel is duidelijk dat het gaat om processen die in het hoofd van een kind/jongere plaatsvinden. De naam van een aantal cognitieve functies, zoals niet-impulsief zijn en verinnerlijken, kan associaties oproepen met bepaald gedrag. De term impulsief doet bijvoorbeeld denken aan een leerling die niet stil op zijn stoel kan blijven zitten en voortdurend door de klas roept. De cognitieve functie niet- impulsief zijn verwijst echter naar het cognitieve, mentale proces dat in iemand zijn hoofd zit en niet naar het gedrag van een kind/jongere. Iemand kan zeer rustig gedrag vertonen, misschien zelfs teruggetrokken zijn, en toch impulsief zijn in zijn denken. Andersom kan ook. Een druk, beweeglijk persoon is niet per se impulsief in zijn denken. Zo worden al deze cognitieve functies in het boek omschreven en met voorbeelden verduidelijkt.