Geplaatst op

2014. Hier de PowerPoint van Professor dr. Paul van Geert op het symposium van StiBCO

PowerPoint

Prof. Van Geert bespreekt in zijn lezing dat het meeste onderzoek de neiging heeft te generaliseren over individuen. Dergelijk onderzoek richt zich op globale trends en op gemiddelde waarden. Er is weinig tot geen aandacht voor het concrete individu. Dit leidt tot een kloof tussen praktijk en theorie, terwijl de theorie eigenlijk ten dienste van de praktijk zou moeten staan. Tijdens zijn lezing presenteert Prof. Van Geert een aantal recente ontwikkelingen in onderzoek, waarbij nagestreefd wordt het unieke karakter van individuele ontwikkelingsprocessen in kaart te brengen in plaats van uit te gaan van algemene trends. Dergelijk onderzoek poogt tegemoet te komen aan de wens en behoefte van ouders en begeleiders (en indirect hun kinderen/leerlingen/cliënten) om concrete handvatten voor hun concrete situatie te krijgen. Het laat de schommelingen in gedrag en prestaties bij kinderen/cliënten van dag tot dag of van week tot week zien in plaats van uit te gaan van min of meer stabiele kenmerken die met behulp van gestandaardiseerde tests worden gemeten. Ook wordt er aandacht geschonken aan de positieve uitschieters in gedrag en prestatie van kinderen/leerlingen als indicatoren voor hun werkelijke ontwikkelingssprongen in plaats van uit te gaan van gemiddelde prestaties van heel veel kinderen samen. Ten slotte is er in dit type onderzoek aandacht voor het feit dat ontwikkeling een interactie is tussen het zich ontwikkelende kind en zijn sociale en materiële omgeving in plaats van uit te gaan van een visie dat ontwikkeling iets is dat zich in het kind voltrekt.

Lezing: Elk ontwikkelingsproces is uniek!
Ouders en begeleiders zijn voortdurend op zoek naar mogelijkheden om hun kind/cliënt/leerling te ondersteunen in zijn ontwikkelingsproces. Ze hebben te maken met concrete individuen (personen, gezinnen, schoolklassen…) die ze gedurende een concrete tijd (van baby tot volwassenheid, voor de duur van een behandeling, gedurende een schooljaar…) begeleiden. Het uitbreiden van hun kennis en handelingsrepertoire doen ouders en begeleiders mede op basis van de uitkomsten van onderzoek. Ze lezen er bijvoorbeeld over in tijdschriften of horen er over via hun opleiding. Het ingewikkelde is echter dat veel van deze adviezen in de praktijk niet zonder meer aansluiten bij het specifieke kind/cliënt/leerling die de ouder/begeleider voor ogen heeft. We horen dan ook regelmatig van ouders en begeleiders: ‘Dit advies past niet bij mijn kind’, ‘Dit advies werkt niet bij mijn cliënt, hij reageert er niet op zoals verwacht’ en/of ‘Mijn leerlingen gedragen zich niet zoals ze zouden moeten doen’. Wie heeft er in dit soort gevallen gelijk? De theorie of de praktijk?