Geplaatst op

Emotionele ontwikkeling

Emotionele ontwikkeling volgens de 6 mijlpalen van Stanley Greenspan
De Amerikaanse psychiater, Professor Dr. Stanley Greenspan, beschrijft in zijn boek “The child with special needs” (2003), de emotionele ontwikkeling van kinderen door uit te gaan van 6 typen emotionele interacties, de zes ‘mijlpalen’. Hij noemt dit de zes fundamentele (basale) ontwikkelingsvaardigheden. Zijn aanpak richt zich op het helpen van elk kind bij het voortgaan op de ontwikkelingsladder, het zich eigen maken van de zes basale ontwikkelingsvaardigheden die ten grondslag liggen aan al onze verstandelijke vermogens en interacties met de wereld om ons heen.

De kern van zijn boek is de boodschap dat de emotionele ontwikkeling niet los gezien kan worden van de motorische, cognitieve, sociale en taal ontwikkeling van het kind. Emotie is voorwaarde voor ontwikkeling. Tijdens het behalen de 6 fasen ontstaat het eerste besef van de “functionele kernemotie van een eigen ik”.

In de aanloop naar deze mijlpalen, beschrijft hij in de eerste 3 hoofdstukken wat nodig is om tot een goede interactie met de omgeving en de ander te kunnen komen.
Bij kinderen met ‘special needs’ gaat hij uit van sterke en zwakkere kanten van het kind. Etiketten van PDD-nos, en ADHD worden losgelaten en gezien als biologische struikelblokken die de ontwikkeling van kinderen belemmeren (vergelijk: verstoring van de sensorische integratie-ontwikkeling van Kranowitz “Uit de pas” 2006).

Greenspan verdeelt de manier waarop prikkels verwerkt worden in drie typen:

Sensorische reactiviteit; moeite met het zintuiglijke reactievermogen, het verwerken van informatie die het van buitenaf via zijn zintuigen opvangt en hoe erop te reageren
Sensorische informatieverwerking; moeite met de verwerking van informatie. De juiste betekenisgeving: via zintuiglijke ervaring, cognitieve herkenning, bv. mama betekent opgepakt worden, en de affectieve verwerking, bv. interpreteren van een glimlach, dat er van je gehouden wordt. Greenspan voegt de affectieve verwerking toe.
Motorplanning; moeite met het tot stand brengen, voortzetten of het plannen van een reactie. Het kan voor het kind moeilijk zijn om zijn lichaam te laten doen wat hij wil. Hoe we via denken, zenuwgeleiding en spierspanning kunnen reageren op de prikkel.
Alle zintuigen moeten goed kunnen samenwerken om cognitief en affectief op een hoger level te komen. Struikelblokken openbaren zich in: overgevoeligheid, ondergevoeligheid of niet ervaren van zintuiglijke prikkels

De emotionele mijlpalen zijn 6 afzonderlijke vaardigheden die een kind moet beheersen om te communiceren, te denken en een zelfbeeld te vormen. Deze 6 mijlpalen vormen de fundamenten voor de verdere ontwikkeling.
Een kind zonder belemmeringen zal deze fasen rond de 4 a 5 jaar spontaan doorlopen hebben. Hoe complexer de beperkingen bij het kind hoe langzamer de mijlpalen bereikt kunnen worden. Ook hebben deze kinderen hierbij hulp nodig in de vorm van therapieën

Ontwikkelingsfasen/ MijlpalenPassend gedrag Verstoorde ontwikkelingBehandelings-doelenAanwijzingen voor Interactie
1.HOMEOSTASE
(0-3 mnd);
Rustig, oplettend en geïnteresseerd raken
Betekenis geven aan gewaarwordingen
Aanpassing en verwerven van interne regulatie
Belangstelling krijgen voor omgeving
Aandacht voor multisensorische affectieve ervaringen. Gelijktijdig een kalme gereguleerde toestand en plezier aan de ervaring kunnen organiseren.
Hyperreactief en ongeconcentreerd zijn, of hyperreactief en gewaarwordingen vermijden.
Hyporeactief en teruggetrokken of hyporeactief en gemakkelijk af te leiden.
Zich uitend in overprikkelbaar of apathisch gedrag. Integratiestoornissen, kinderen met Autisme
Regulatie en betrokkenheid op de omgeving. Aard en intensiteit van het aanbod zeer genuanceerd aanpassen om alertheid en interesse te bevorderen en desorganisatie te voorkomen.Let op het individueel zintuiglijke en motorische profiel van het kind (de unieke manier van horen, zien, ruiken, proeven, voelen en bewegen).
Stimuleer al zijn zintuigen op een prettige en uitdagende manier.
Prikkel tot nieuwsgierigheid
HECHTING
(2 tot 7 mnd)
Gehecht raken
Intimiteit en relaties
Betrokkenheid op en laten zien van affectieve voorkeur voor en plezier met ouder/verzorger
Rijke diepe multisensorische emotionele betrokkenheid bij de levende wereld.
Belangstelling voor contacten
Hechtingsproblematiek; kinderen die moeite hebben met (leren) liefhebben. Zijn niet/minder gevoelsmatig op de omgeving betrokken en onpersoonlijk en oppervlakkig in het contact, onpersoonlijk betrokken op de omgeving en/of vertonen autistische patronenVerwerven van betrokkenheid op de menselijke omgeving. Vanuit interessante, plezierige en regulerende sensomotorische en affectieve ervaringen nabijheid mogelijk maken en angst en vreesachtigheid wegnemen.Ga na in welke soort interacties (malle geluidjes, mimiek, kietelen, spelletjes enz.) het kind plezier heeft. Waar kan het van genieten.
Pas het ritme aan bij het kind, hoe het zich emotioneel voelt, hoe het zijn zintuigen gebruikt en hoe het beweegt.
Volg de echte interesses van het kind, zodat plezier en nabijheid groter worden.
Word onderdeel van een voorwerp dat het leuk vindt zonder ermee in competitie te gaan.
SOMATO-PSYCHOLOGISCHE DIFFERENTIATIE
(3 tot 10 mnd)
Wederzijds communiceren
Eerste aanzet tot doelgerichtheid
Flexibele en wederzijdse reacties.
Neemt initiatief tot en beantwoordt tweerichtings presymbolische communicatie met gebaren.
Communiceren op alle emotionele terreinen (plezier, opwinding, protest, nieuwsgierigheid enz.)
Communiceren met alle zintuigen.
Basale communicatie stoornissen; stoornissen in het ontvangen van signalen uit en het geven ervan aan de omgeving, en de onderlinge afstemming. Gedrag en gevoel zijn toevallig en/of chaotisch, of beperkt of rigide. Er is geen heen en weer, geen contextgebondenheid van het gedragTot stand brengen van wederkerigheid in de interactie. Door middel van ervaringen met plezierige feed-back en interactie, het repertoire aan communicatieve signalen verbreden en regulerenWees heel geanimeerd bij de uitwisseling van non-verbale taal.
Streef naar glinstering in de ogen van het kind. Het is dan alert en waakzaam en geniet van de uitwisseling.
Help het kind communicatiecirkels te openen en te sluiten
Behandel al het gedrag van het kind als doelbewust gedrag (ook als het doelloos lijkt).
GEDRAGSORGANISATIE, INITIATIEF en VERINNERLIJKING
(9 tot 18 mnd)
Problemen oplossen en zelfbewustzijn ontwikkelen.
Doel en interactie
Organisatie van meerdere communicatiecirkels.
Complexe, georganiseerde, assertieve, geïntegreerde, gedrags- en emotionele patronen waarbij plezier beleefd wordt.
Imitatie
Uiten van behoeften en belangstelling door het nemen van initiatief.
Onafhankelijkheid
Communicatie op afstand; woorden.
Oorspronkelijkheid
Begrijpen van functies en betekenissen.
Verzoenen/integreren van emotionele tegenstellingen.
Accepteren van grenzen.
Stoornissen in het organiseren van gedrag, nemen van initiatieven en verinnerlijking; fragmentarisch, stereotiep en eenzijdig gedrag. Emoties zoals teruggetrokken, overdreven meegaand, overagressief of impulsief gedrag. Chronisch negativisme waarbij het kind verder nauwelijks interesse, liefde of nieuwsgierigheid kan tonen. Daardoor kunnen leerervaringen niet beklijven.Stimuleren van gedragsinitiatief en eigenheid in het gedrag. Zoals door het stimuleren van meer complex functiespel. Het belemmerende gedrag (angst, agressie enz.) hierbij proberen te omzeilen of weg te nemen zodat het kind plezier krijgt in nieuwe dingen en imitatie, zijn wensen leert uiten en grenzen leert accepterenCreëer extra stappen of “problemen” in de ontwikkeling van het speelverhaal. Bijv. er is een wegversperring waar moet de auto nu heen.
Bedenk boeiende barrières of obstakels voor de doelen van het kind. Werk toe naar een voordurende stroom van communicatiecirkels.
Wees geanimeerd en toon emoties d.m.v. stem en mimiek om het kind te helpen zijn bedoelingen te verduidelijken.
Verbeter de vaardigheden van het kind om zijn bewegingen te plannen. Gebruik zijn zintuigen en imitatievaardigheden in verschillenden situaties.
VOORSTELLEND VERMOGEN en EMOTIONELE IDEEËN
(18 tot 36 mnd)
Een wereld van ideeën ontdekken
Beelden, ideeën en symbolen
Verbeelding
Affectieve ervaringen kunnen voorstellen (in symbolisch spel, functioneel gebruik van de taal enz.)
Cognitief inzicht
Stabiliteit van stemming
Steun het toepassen van ideeën d.m.v. betekenis, bedoeling of gevoelens i.p.v voorwerpen, plaatjes of acties te benoemen.
Daag het kind uit zijn wensen, noden en interesses uit te drukken.
Help het kind ideeën te gebruiken door situaties te bevorderen waarin het zich wil uiten.
WAG (woorden, acties, gevoelens); woorden en ideeën altijd vergezeld laten gaan door gevoelens en acties.
Moedig verbeelding aan door doen-alsof handelingen. Laat het kind veranderingen in de acties bedenken
Verander van tijd tot tijd van personage in de spelletjes van het kind door bijv. de rol van verteller of die van commentator vanaf de zijlijn te nemen.
Moedig de toepassing van alle soorten ideeën aan.
EMOTIONEEL DENKEN
(30 tot 48 mnd)
Bruggen bouwen tussen ideeën, logische denken.
Creëren van voorstellende (symbolische) categorieën. Tussen deze categorieën conceptuele verbindingen kunnen leggen. Dit is de basis voor realiteitstoetsing, impulscontrole, differentiatie van zelf-ander voorstellingen, affect labeling en discriminatie, stabiele stemmingen besef van tijd en ruimte leidend tot logische planning.Stoornissen in voorstellend vermogen waardoor het kind niet in staat is dmv ideetjes taal, fantasiespel of gedrag te sturen. Voor zichzelf geen interne beelden kunnen creëren die gedrag en gevoelens kunnen leiden. Gedrag blijft concreet, oppervlakkig en zwart-wit (alles of niets). Onsamenhangend en weinig gedifferentieerd bewustzijn van zichzelf en van de anderen. Realiteitszin, impulscontrole en stabiliteit van de stemming staan voortdurend onder druk en zijn daardoor zeer kwetsbaar.Stimuleren van het verbeeldend vermogen ten aanzien van een breed scala van thema’s en gevoelens. Gebruik van spel en taal stimuleren om vorm te geven aan voorstellingen. Juiste balans vinden tussen stimuleren van fantasie en oriëntatie op de werkelijkheid.Daag het kind uit om al zijn comm. Cirkels te sluiten door ideeën te gebruiken. Zowel in doen-alsof spel als in gesprekken over de werkelijkheid.
Daag het kind uit om verschillende ideeën of mogelijke spelverhalen met elkaar te verbinden.
Breng het kind terug op het spoor als het van streek is of zijn denken verbrokkeld raakt.
Creëer onverwachte situaties om het kind tot grotere creativiteit en nieuwe oplossingen uit te dagen.
Moedig reflectie aan op gevoelens in zowel doen-alsof spel als in de realiteit
Sociaal emotionele stadia (Dosen), aangevuld met de stappen in de persoonlijkheidsontwikkeling (Greenspan)
Adaptiefase (0-6 maanden)
Sensorische integratie: Kind stemt zich middels zintuigen af op de ander en leest bedoeling van die ander op groepsniveau.
Homeostase vs chaos: Integratie van structuren van mensen, plaats en tijd.
Innerlijke rust verkrijgen (stap 1 Greenspan)
Door innerlijke rust is het kind in meerdere mate in staat tot het lezen van signalen van de ander
Socialisatiefase 6-18 maanden
Hechting aan de voor het kind meest voorname volwassenen.
Vertrouwen versus wantrouwen, waarin centraal staat het scheppen van een veilige basis. Middels non-verbale communicatie kunnen ze een dialoog voeren en in tweede instantie verbanden leggen.
Omgaan met anderen, (de opvoeders) (stap 2 Greenspan)
De mogelijkheid wordt geopend om aardig en aanhankelijk te zijn. De communicatie verloopt middels begrijpen en overbrengen van non-verbale signalen.
Individualisatiefase 18-36 maanden
Koppigheidsfase ofwel autonomie vs afhankelijkheid
Door de mogelijkheid verbanden te leggen kunnen ze richting geven aan hun boodschappen en hun wereldje naar eigen hand zetten.
Gerichte wederzijdse communicatie (stap 3 Greenspan)
Door het kind worden verbanden gelegd in de communicatie en het maakt zich middels gebaren verstaanbaar. Nog voor kleine kinderen kunnen praten, kunnen ze de meest elementaire gevoelsuitingen (goedkeuring; prijzen; liefde; gevaar; boosheid) via gebaren en andere lichaamstaal al kenbaar maken en begrijpen.
Emotie als idee (stap 4 Greenspan)
Het kind leert zich een voorstelling te vormen als uitdrukking van zijn wensen, bedoelingen en gevoelens. Ze komen met een gedachte (ik ben boos) in plaats van iets te doen (schoppen of slaan). Ze gebruiken dat idee, ingekleed in woorden, om aan te geven wat ze willen, voelen of gaan doen.
Identificatiefase 3‑6 jaar
Rol-identificatie
Middels identificatie komen tot initiatieven om grip op eigen wereld te krijgen
Initiatief vs geremdheid
Het kind vertoont initiatieven om de wereld te verkennen en al handelend te leren kennen.
Emoties koppelen aan denkpatronen (stap 5 Greenspan)
Het kind gaat nu verder dan het benoemen; het leert nu ook aan de hand van beelden te denken en kan verbanden leggen tussen verschillende categorieën ideeën en gevoelens. “Ik ben boos omdat je niet met me wilt spelen”, of “ik ben blij want mama vond me lief”.
Onbegrensde verbeelding en macht (stap 6 Greenspan)
Voor kinderen in deze fase is alles nog mogelijk; ze zijn een en al verwondering en nieuwsgierigheid over de wereld om hen heen en heel uitgesproken in hun uitingen. Vader en moeder zijn niet meer zomaar uitwisselbaar en dat geeft de mogelijkheid om losser van de opvoeders te komen staan. Het biedt meer mogelijkheden tot interactie te komen zonder een alles‑of‑niets gevoel, als het gaat om vertrouwen versus wantrouwen. Terwijl de wereld aan hun voeten ligt kunnen deze jaren tegelijkertijd een tijd vol angstgevoelens zijn. De rijke fantasie van kinderen roept dus tevens angstgevoelens op.
5 Realisatiefase
Sociale regels, normen en waarden. Zelfvertrouwen vs minderwaardigheid. Kinderen gaan hun wereld in steeds meerder mate vorm geven vanuit hun eigen verbeeldingskracht.
Onbegrensde verbeelding en macht (stap 6 Greenspan)
Kinderen beginnen in het doorlopen van deze fase een steviger greep op de wereld te krijgen; Ze kunnen ingewikkelder betrekkingen met anderen aan en worden daar psychisch evenwichtiger door; ze beginnen meer volwassen gevoelens te ontwikkelen, zoals schuldgevoel of begrip voor de ander. Al die vermogens stellen het kind in staat zich wat losser van het gezin te maken en meer de buitenwereld op te zoeken.
De wetten van de speelplaats (stap 7 Greenspan)
Kinderen meten zich aan elkaar en gaan op de mening van anderen af om te bepalen wie ze zijn. Het zelfbeeld wordt nu mede door de groep bepaald door de rangorde die er op de speelplaats heerst. In alles meten de kinderen zich met anderen en daarmee ontwikkelen ze een vermogen tot meer complex denken. Dit vermogen om de groepsdynamica te analyseren helpt kinderen cognitieve en sociale vaardigheden te ontwikkelen die op school en in de samenleving van groot belang zijn. In de wereld waarin ze uiteindelijk moeten functioneren speelt de groepsdynamica een grote rol. Ze leren dat de meeste dingen in het leven zich in grijstonen ofwel kleurnuances voordoen en niet in zwart‑wit contrasten.
Het zelfgevoel (stap 8 Greenspan)
Na al die jaren afhankelijk te zijn geweest van hoe anderen over ze denken ontwikkelen kinderen een vaster omlijnd gevoel van wie ze zijn. In steeds meerdere mate is het kind in staat om zich een beeld van zichzelf te vormen dat in steeds mindere mate afhankelijk is van anderen. Ze laten zich dan ook wat minder door het gebeuren van alledag beïnvloeden en beginnen uit zichzelf hun eigen wereld te scheppen. Nu eens zijn ze dwars ‑ik heb jullie niet nodig!‑, dan weer bang voor hun onafhankelijkheid.